De geschiedenis van onze club.
De club werd in 1910 gesticht onder de naam “Belgische Airedale, Irish, Scottish, Sealyham en West Highland White Terrier Club.
Het begin stelde niet veel voor omdat de belangstelling voor honden zeer zwak was. Alleen enkele liefhebbers en de adel waren erbij betrokken. De honden dienden slechts als waakhond, om de melkkar te trekken, om de kudde te bewaken of als gezelschapsdier.
De tentoonstellingen waren zeldzaam en weinig bekend : de hondententoonstelling van St. Hubertus : Oostende, Luik en Spa. De meeste bekende in Europa was de Cruft’s Dog Show in Engeland, die vooral bekend was voor haar hondenverkoop ter plaatse. De secretaris was de Heer C. Cruft!
In België was het enige geïllustreerde weekblad “Jacht en Visvangst”, een officieel werkmiddel van de Koninklijke Vereniging St. Hubertus, in samenwerking met de gespecialiseerde clubs zoals “Antwerp Fox Terrier Club” en de “Brugse Fox Terrier Club”.
De opeenvolgende Voorzitters waren :
Baron A. de Failly 1912
De Heer Doret 1923
De Heer Maskens 1932
De Heer Petit 1948
Mevr. de Schoutheete 1958
De Heer Mauroy 1968
Mevr. Van Brempt 1982
Mevr. Wauters 2018
Tijdens de oorlog ’14-’18 was de K.M.S.H. om reden van de voedselbeperkingen, belast met de distributie van koeken voor de honden der aangesloten leden. Deze koeken waren van een zeer slechte kwaliteit.
In 1926 telde men 58 leden en de jaarlijkse bijdrage bedroeg 20 BEF. De Algemene Jaarlijkse Vergadering vond altijd plaats in de Taverne “Au Roy d’Espagne” op de Grote Markt te Brussel ( de huur van de zaal bedroeg 20 BEF)
De eerste “Speciale” ingericht door de Club, vond plaats in 1928. De uitgereikte prijzen waren : een vulpen, zakdoeken, potloden, borden, slakommen, oorringen, 2 eenden, 2 patrijzen ( niet ter plaatse op te eten.)
De eerste bekers werden uitgereikt in 1930. In 1931 vertegenwoordigen de leden, wonende te Brussel, 80% van de inschrijvingen. In 1940 kreeg de Club de naam “Koninklijke Belgische Terrier Club”. Bijna de helft van de leden waren van het vrouwelijk geslacht. Tijdens de oorlogsjaren ’40-45 waren er gemiddeld niet méér dan 25 leden (14 in 1944)